Omdat de zorgverzekering standaard financiering voor een psychiatrische assistentiehond afwijst, kloppen veel jongeren met mentale/psychosociale problematiek bij de gemeente aan om hun assistentiehond te bekostigen. De financiering die door gemeenten wordt verstrekt, is geregeld met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze wet is gericht op participatie (meedoen in de maatschappij) en zelfredzaamheid. Aan iedere gemeente zijn Wmo-consulenten verbonden die aanvragen voor (financiële) Wmo-ondersteuning beoordelen, waaronder aanvragen voor psychiatrische assistentiehonden. Als onderzoekers hebben we 9 van deze consulenten kunnen interviewen. We kunnen hieruit het volgende opmaken:
- De meeste Wmo-consulenten zien slechts een enkele aanvraag per jaar voorbijkomen. In de grote gemeenten is dit meer. Hoewel sommige consulenten aangeven dat het aantal aanvragen gelijk blijft, ziet een deel ook een stijging. De consulenten denken dat deze stijging komt door de bekendheid van psychiatrische assistentiehonden. Er wordt niet bijgehouden hoeveel van de aanvragen goedgekeurd en afgekeurd worden, maar sommige consulenten geven aan dat vrij veel aanvragen het niet redden. Dit lijkt overeen te komen met de informatie die wij haalden uit de vragenlijsten en interviews met jongeren (zie elders op deze website).
- Als je Wmo-consulenten vraagt hoe zij persoonlijk vinden dat psychiatrische assistentiehonden gefinancierd zouden moeten worden, dan wordt de zorgverzekering vaak genoemd, mits er voldoende wetenschappelijk bewijs is. Dat lijkt ook in lijn te zijn met andere assistentiehonden die wel via de zorgverzekering worden gefinancierd. Ook de Wmo wordt als optie gezien, maar hier wordt vaak wel bij gezegd dat de hond dan een participatiedoel en geen therapeutisch doel moet hebben en dat het een kostbare voorziening is, die altijd goed onderzocht moet worden. Veel Wmo-consulenten maakt het eigenlijk niet uit hoe assistentiehonden gefinancierd worden. Zij zien vooral het belang van duidelijke afspraken en regelgeving, zodat de cliënt niet de dupe is van onduidelijkheden, zoals nu soms het geval is.
- Er is geen eenduidig Wmo-beleid voor de financiering van psychiatrische assistentiehonden. Verschillende gemeenten pakken de financieringsaanvragen op verschillende manieren aan. Een genoemd voordeel van de Wmo is dat er maatwerk kan worden geleverd en dat er per cliënt naar de situatie wordt gekeken, maar dit leidt er wel toe dat in verschillende gemeenten veel verschillende factoren worden afgewogen. Twee Wmo-consulenten geven eerlijk aan dat het ook een kwestie is van welke consulent je treft. Een andere Wmo-consulent geeft aan dat psychiatrische assistentiehonden in principe niet vergoed worden in diens gemeente, maar wel als Wmo-consulenten “vanuit hun hart” werken en vermoeden dat een assistentiehond werkend kan zijn. Dit is prima voor de individuele aanvrager die een psychiatrische assistentiehond nodig heeft en krijgt, maar deze subjectiviteit kan ook grote nadelige gevolgen hebben, zowel als assistentiehonden ten onrechte op deze basis worden toegekend als wanneer ze worden afgewezen.
- Gemeenten voeren een kritisch beleid, waarbij de beperkte wetenschappelijke onderbouwing van de psychiatrische assistentiehond een steeds terugkerend punt is en dat goedkopere middelen eerst uitgeprobeerd moeten worden. Kosten, niet de mensen, lijken keer op keer het belangrijkste uitgangspunt. Opvallend is dat de uitspraak van de Raad van Beroep uit februari 2024 wordt genoemd als een reden om deze assistentiehonden niet te financieren, maar dat niemand de reactie hierop van de minister (kamerbrief) uit maart 2024 noemt, waarin gemeenten werden verzocht om dit soort aanvragen niet meteen af te wijzen, maar onderzoek te doen hiernaar.
- Wmo-consulenten baseren de keuze om wel of niet te financieren op veel verschillende factoren. De meest gehoorde factoren zijn de kosten (een kosten-baten analyse), welke voorliggende behandelmogelijkheden al geprobeerd zijn door de cliënt en of de assistentiehond bijdraagt aan participatie. Maar, er zijn ook factoren die voor sommige gemeenten meer meespelen dan voor andere. Het welzijn van de hond, of de cliënt het traject met de hond aankan en of de hond getest wordt zijn waardevolle aspecten om mee te wegen, maar het is de vraag of Wmo-consulenten hier voldoende kennis van hebben en dit niet beter aan organisaties voor assistentiehonden kan worden overgelaten. Hetzelfde geldt voor de woonomgeving van de cliënt waar Wmo-consulenten soms eisen aan stellen. Opvallend is dat er bij de Wmo- consulenten geen beeld is van bij welke klachten een assistentiehond (vooral) helpend kan zijn, al noemt 1 Wmo-consulent wel paniekaanvallen en nachtmerries en kwamen termen als eetstoornis en trauma een enkele keer voorbij.
- Het advies van Wmo-consulenten lijkt gericht te zijn op eerst reguliere zorg proberen. Vaak zijn er ook contractafspraken met reguliere zorgaanbieders, waardoor dit voor de gemeente goedkoper is en Wmo blijft natuurlijk gemeenschapsgeld. Dit lijkt een logisch gegeven. Het wordt echter een beetje wrang als jongeren die een assistentiehond aanvragen al hun geprobeerde zorg, al dan niet gedwongen opnames en medicatie nauwkeurig op een rijtje moeten zetten voor Wmo-professionals. Ook werd een keer genoemd dat Wmo-professionals betrokken zouden kunnen worden bij de (reguliere) behandeling, al voordat een aanvraag voor een assistentiehond wordt gedaan. Hoewel dit uit goede overwegingen was—namelijk kijken of de cliënt zorg kan dragen voor een hond en collegiaal overleg—is het toch wat vreemd als Wmo-consulenten “aan de behandeltafel” gaan zitten. Als wetenschappers is het ten slotte interessant dat er niet lijkt te worden getwijfeld aan de wetenschappelijke onderbouwing van “gewone zorg” die op heel verschillende manieren door verschillende personen kan worden ingezet, terwijl psychiatrische assistentiehonden zeer nauwkeurig onder de loep worden genomen.
- Er lijken duidelijk dingen fout te gaan in Nederland. Of je een psychiatrische assistentiehond via de Wmo wel of niet vergoed krijgt, hangt af van waar je woont en welke consulent je treft. Tegelijkertijd is het belangrijk om Wmo-consulenten niet tot zondebok te bombarderen. De 9 consulenten die wij hebben geïnterviewd, namen tijd en moeite om ons uit te leggen hoe financiering vanuit de gemeente werkt. Uit sommige verhalen blijkt hoe graag zij mensen willen helpen, maar dat zij ook een verantwoordelijkheid voelen om kritisch te blijven, aangezien zij moeten beslissen waar ons gemeenschapsgeld heen gaat en dit moeten kunnen verantwoorden. Een aantal geïnterviewde consulenten dringt tijdens het interview aan op duidelijke regels, omdat zij niet willen dat cliënten van het kastje naar de muur worden gestuurd. Anderen geven aan dat er een beter nationaal beleid moet komen voor psychiatrische assistentiehonden, of gedegen wetenschappelijk onderzoek naar de functie hiervan. Tot slot mag ook niet vergeten worden dat de positie waarin Wmo-consulenten zich bevinden mede veroorzaakt wordt door landelijke besluitvorming en de manier waarop de Zorgverzekeringswet is opgesteld, waardoor het voor jongeren die een psychiatrische assistentiehond willen financieren onmogelijk is om aan te kloppen bij hun zorgverzekering.