In dit deelonderzoek zijn 11 zorgprofessionals geïnterviewd over hun cliënten met een psychiatrische assistentiehond en/of over hun mening over de psychiatrische assistentiehond. Uit de interviews kunnen we het volgende concluderen:

  1. De zorgprofessionals bevelen een psychiatrische assistentiehond aan voor cliënten met diverse psychische klachten en lichamelijke reacties zoals angst, trauma (vooral PTSS), autisme, dissociatie en nachtmerries. Een assistentiehond kan ook helpen bij vermijding en een onveilig gevoel. Ze raden aan om altijd te kijken naar de individuele situatie en omstandigheden van een cliënt.
  2. De zorgprofessionals overwegen diverse factoren bij het aanraden van een psychiatrische assistentiehond. De belangrijkste factoren die hierin worden meegenomen zijn: dagelijkse activiteiten, gedrag, psychisch welzijn, de hond zelf (o.a. veiligheid en functie), fysieke factoren en financiën. Al deze factoren samen bepalen of een psychiatrische assistentiehond passend zou kunnen zijn voor een cliënt.
  3. De zorgprofessionals noemden specifieke factoren waarbij ze een psychiatrische assistentiehond juist zouden afraden. De factoren die naar voren kwamen zijn: gedrag (zoals zelfverwaarlozing, suïcidaliteit en verwaarlozing van de omgeving), psychisch welzijn/specifieke aandoeningen (zoals verslaving, persoonlijkheidsstoornissen (bijvoorbeeld narcisme), ernstige dissociatie, angst voor honden, psychoses, crisisgevoeligheid, verwardheid en verstandelijke beperkingen), en de zorg voor de hond (zoals het welzijn van de hond). Wanneer iemand niet in staat is om de zorg voor een hond te dragen, werd dat als een belangrijke factor genoemd om een psychiatrische assistentiehond af te raden.
  4. De zorgprofessionals gaven aan dat ze verschillende ervaringen hadden meegemaakt bij hun cliënten die het proces hadden doorlopen om een psychiatrische assistentiehond te verkrijgen. Het ging om zowel positieve als negatieve ervaringen. Omdat veel verschillende factoren invloed hadden op de ervaringen en die per cliënt verschilden, konden we deze niet samenvoegen tot een eenduidige ervaring. Factoren in het proces die genoemd werden zijn: de ervaring van het proces zelf, emoties, psychisch welzijn van de cliënt, fysieke zichtbaarheid door het krijgen/hebben van de assistentiehond en de sociale ondersteuning vanuit zowel instanties als de omgeving.
  5. De zorgprofessionals gaven aan dat de levens van hun cliënten met een psychiatrische assistentiehond meestal positieve veranderingen onderging, hoewel het proces uitdagend kon zijn en aanpassingen vergde. De positieve veranderingen die de cliënten hebben ervaren zijn bijvoorbeeld: verbeterde zelfzorg en routine, meer deelnemen aan sociale activiteiten en dagelijkse bezigheden, gevoel van veiligheid en draagt bij aan herstel.
  6. De zorgprofessionals gaven aan dat het financieringsproces divers was verlopen. De specifieke financieringsbronnen liepen uiteen en cliënten hadden meestal meerdere financieringsbronnen nodig om (het opleidingstraject van) hun psychiatrische assistentiehond te kunnen bekostigen.
  7. De zorgprofessionals gaven aan dat het financieringsproces vaak als moeizaam, ingewikkeld en langdurig werd ervaren. Fouten en afwijzingen kwamen regelmatig voor. Soms was juridische hulp nodig om de financiering alsnog te verkrijgen, maar ook dat gaf geen garantie op succes.
  8. De zorgprofessionals hadden verdeelde opvattingen over hun rol in het financieringsproces. De ene groep vonden het belangrijk om actief betrokken te zijn bij het onderzoeken van de mogelijkheden en het adviseren van hun cliënt, de andere groep zag meer een ondersteunende rol voor zich, voor het verstrekken van bijvoorbeeld een medische verklaring. Er was geen uitgesproken voorkeur voor de ‘eigen’ hulpverlening van een cliënt ten opzichte van een onafhankelijke zorgprofessional.
  9. De zorgprofessionals gaven aan dat het financieringsproces voor een psychiatrische assistentiehond impact had op de gevoelens, het psychische welzijn en de fysieke gevolgen daarvan bij hun cliënten. Het proces kon leiden tot erkenning en hoop, maar ook tot frustratie, stress en paniek. Bij sommige cliënten was er daardoor een toename in fysieke klachten zoals paniekaanvallen, dissociëren en algemene onrust. Het proces werd vooral negatief ervaren door zorgprofessionals. De lange wachttijden, onzekerheid en complexiteit van het proces droegen bij aan de stress en frustratie van zowel cliënten als zorgprofessionals.
  10. De zorgprofessionals gaven zelden aan dat het financieringsproces volledig soepel is verlopen. Hoewel sommige cliënten het uiteindelijk wel vergoed hebben gekregen vanuit de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo), was dat in de regel een moeizame weg. Enkele zorgprofessionals konden positieve effecten daaruit opmerken, zoals in contact komen met lotgenoten, voor jezelf opkomen en/of doorzettingsvermogen laten zien.