In dit deelonderzoek zijn 13 jongeren (16 tot 30 jaar) geïnterviewd over hun leven met hun assistentiehond en welke weg ze hiernaar toe hebben bewandeld, met name wat betreft de financiering. Uit de interviews kunnen we het volgende concluderen:

  1. Jongeren kiezen voor een psychiatrische assistentiehond om weer mee te doen in de maatschappij. Omdat een gewone huishond niet overal mee naartoe mag en ook niet altijd geschikt is om bepaalde speciale taken uit te voeren (zoals signaleren), is dit geen goed alternatief.
  2. Jongeren baseren hun keuze voor een organisatie die assistentiehonden opleidt op verschillende aspecten. Voordelen van teamcoaching zijn het samen groeien en het eigen leerproces. Vooropgeleide honden zijn gewenst als jongeren zelf niet in staat zijn om een stuk opleiding op zich te nemen. Opvallend is dat jongeren vaak wisselen van organisatie, vaak loopt het stuk op een verschil in visie of op de communicatie.
  3. De financiering van een psychiatrische assistentiehond met publiek geld via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een lang proces, waarin jongeren verschillende negatieve ervaringen meemaken, zoals onderzoeksrapporten die genegeerd worden, nare gesprekken, hoorzittingen en procedurefouten. Zorgverzekeraars wijzen aanvragen standaard af.
  4. Crowdfunding is niet de “vriendelijke oplossing” die het lijkt. Jongeren moeten zich online blootgeven, zichzelf presenteren als patiënt en krijgen nare reacties, die soms zelfs traumatisch kunnen zijn.
  5. Er is een handvol jongeren die weinig tot geen last heeft van het financieringsproces, bijvoorbeeld omdat er eigen geld is, of omdat familieleden de zaken regelen. Maar, dit zijn uitzonderingen. Jongeren spreken over veel stress, paniek, hoop die wordt afgenomen en angst. Soms noemen ze ernstige mentale problemen als gevolg van dit proces en het raakt hun eigenwaarde. De interactie met de gemeenteprofessionals wordt als koud en afstandelijk gezien.
  6. Een belangrijke aanbeveling voor de overheid is om geen onderscheid te maken tussen mentale en fysieke beperkingen. De overheid wordt opgeroepen om betere regels voor de kwaliteit van organisaties voor assistentiehonden te maken en deze na te leven. In een aantal interviews kwam terug dat assistentiehonden geld kunnen besparen als zorg en medicatie afgeschaald kan worden. Daarnaast kunnen psychiatrische assistentiehonden op termijn zelfs belastinggeld opleveren als de jongeren op een later moment kunnen werken.
  7. Jongeren roepen gemeenten op om het gesprek aan te gaan, zich in de jongeren te verplaatsen en informatie op te halen. Gemeenten moeten zich ervan bewust zijn dat het hier om een kwetsbare doelgroep gaat en zich houden aan beslistermijnen. Het is belangrijk om goed onderzoek te doen naar de situatie van de cliënt, maar houd het vriendelijk, zorg voor een helder stappenplan en als een adviesbureau of arts wordt ingeschakeld voor een onderzoeksrapport, volg dit advies dan ook op.
  8. Het huidige systeem van financiering brengt serieuze risico’s met zich mee, namelijk ongelijkheid; een negatieve invloed op de mentale gezondheid van jongeren; nare ervaringen bij het zoeken naar andere vormen van financiering en het gevaar van het onbekwaam zelf opleiden van een assistentiehond, of met organisaties in zee gaan die niet bekwaam opleiden.
  9. Na de komst van een psychiatrische assistentiehond is niet alles meteen compleet veranderd in positieve zin. Het eerste jaar kan zwaar zijn, jongeren krijgen ongewenste aandacht en reacties op straat of worden soms de toegang geweigerd. Toch zien alle jongeren een positieve verandering wat betreft hun psychisch, sociaal en lichamelijk functioneren. Ze noemen dat de assistentiehond een reden is om te blijven leven en dat ze met assistentiehond weer een toekomstperspectief hebben, zoals het volgen van een opleiding of zelfstandig kunnen wonen. Als onderzoekers hebben we niet voor niets voor de titel “Met een hond kan ik het leven aan” gekozen.